Een koude rilling trekt door haar lijf. Langzaam opent ze haar ogen. Al haar ledematen doen pijn, haar handen zitten vol met blaren van het dagenlang slepen met alles wat ze nog heeft en haar benen en voeten zijn geschaafd van de puinblokken die ze moest trotseren.
In haar armen liggen haar kinderen, uitgeput, hongerig en koud zijn ze uiteindelijk tegen haar aan in slaap gevallen. Ze trekt de klamme deken op, tot onder de kin van haar jongste zoon. Hij is pas twee en snapt niets van wat er allemaal gebeurt. Ze voelt een steek in haar hart nu ze kijkt naar de onschuldige slapende gezichtjes van haar jongens. Wat moeten ze toch doen.
Van een afstand kijkt hij naar haar getekende gezicht. Zij voelt het ook. Ze is bang, net als hij. Al 15 jaar zijn ze samen, wat begon als kalverliefde is uitgegroeid tot een prachtig gezin. Ze hadden grote plannen en vier jaar geleden kregen die plannen echt vorm toen hun eerste zoon werd geboren. Twee jaar later volgde zoon nummer twee. Hun geluk kon niet op.
Nu zit hij hier en kijkt naar zijn gezin. Koud, bang en vies liggen ze daar op een kartonnen doos. Een vieze deken is de enige bescherming tegen de ellende die zich daarbuiten schuilhoudt. Hij wilde niets liever dan ze een gelukkig maar vooral normaal leven geven. Totdat dit allemaal gebeurde stond niets hun geluk in de weg. Ze hadden het niet breed, maar ze hadden een dak boven hun hoofd, kleren om aan te trekken en de jongens konden zelfs naar school. Ze waren met weinig tevreden en heel soms fantaseerden ze zelfs over de komst van een derde kindje, misschien wel een dochter?
Nu zit hij daar, op een restant van een muur dat ooit het fundament vormde van een huis. Iemands huis. voordat alles werd verwoest. Hij kijkt al uren naar zijn grote liefdes en raakt meer en meer verstrikt in zijn gedachten. Hij is moe en de wanhoop nabij. Hij heeft maar 1 doel, hij moet zijn gezin in veiligheid brengen. Ze moeten naar een plek waar ze samen weer gelukkig kunnen zijn, maar hoe?
Hij hoort rumoer op straat en gluurt door de kapot geschoten muur. Mannen op straat, ze lijken opgewonden Hij besluit te gaan kijken. Al snel herkent hij zijn vroegere buurman en loopt schoorvoetend in de richting van het groepje mannen. Zijn buurman verteld over een neef. Deze neef heeft een schip waarop ze meekunnen. Het kost hem al zijn spaargeld, maar daar geeft hij allang niet meer om. Het is een gevaarlijke reis Velen overleven de lange gevaarlijke reis niet. Als ze al veilig in de haven weten te komen langs alle grenscontroles en vijandelijke controleposten, dan moeten ze ook nog de lange reis over zee overwinnen. Maar hier blijven is nog gevaarlijker.
Diep in gedachten verzonken schuifelt hij terug naar de schuilplaats waar zijn vrouw en kinderen liggen. Als hij binnenkomt kijkt hij de angstige ogen van zijn vrouw. Stilletjes verteld hij wat hij heeft gehoord. Haar mooie ogen bewegen van hun ene zoon naar de andere. Dan werpt ze zijn blik op hem. Ze slaat haar ogen neer en knikt met haar hoofd. Hij weet genoeg, morgenvroeg voor zonsopgang zullen ze vertrekken. Op zoek naar een beter leven..
Ik kijk het nieuws en zie de hartverscheurende beelden van het dode jongetje op het strand, Hij was nog maar 2.. Ik voel een brok in mijn keel en staar even voor me uit. Mijn gedachten gaan naar verre landen waar mensen zich om wat voor reden dan ook, genoodzaakt voelen om te vluchten. Vluchten voor geweld, honger of armoede. Welke reden het ook is, ze vertrekken.. niet omdat ze op vakantie willen of meer luxe wensen. Ze vertrekken om te overleven, om bij elkaar te kunnen blijven of om een normaal leven te kunnen hebben.
Ik loop naar boven en open zachtjes de deur van mijn dochters slaapkamer. Op mijn tenen sluip ik naar binnen en zie haar mooie gezichtje in het glimpje licht dat uit de gang naar binnen valt. Ik hoor haar rustige ademhaling en zie haar handjes zachtjes aaien over haar knuffel. Voorzichtig laat ik me op de grond naast haar ledikantje zakken. Ik observeer haar en voel een traan over mijn wang rollen. Wat bestaat er toch veel leed. Het is dichtbij, het is ver weg. Het is er in vele vormen en maten.
Ik kus haar kleine warme voorhoofdje en sluip een kamertje verder waar haar babybroertje zachtjes ligt te snurken. Met een volle buik en warm onder zijn dekentje, slaapt hij tevreden. Ook hem kus ik op zijn kleine bolletje en verlaat zijn kamer met een hart vol liefde.
Eenmaal beneden open ik mijn Facebook. De vluchtelingen zijn hot news. De meest uiteenlopende berichten passeren de revue. Zowel voor- als tegenstanders geven hun ongezouten mening en vele medelanders voelen zich geroepen daar op te reageren. Ik zie prachtige initiatieven en lees dat 300.000 Nederlandse gezinnen bereidt zijn een vluchteling op te vangen. Ik zie inzamelingsacties en kinderen die de inhoud van hun spaarpotje doneren aan het goede doel.
Helaas zie ik ook de meest vreselijke verwensingen, een pleidooi over het sluiten van de grenzen en filmpjes en fotos van vluchtelingen die zich onbegrijpelijk misdragen. Ik besluit dat ik geen harde mening heb. Ik kies niet voor of tegen, ik zeg niet ja of nee. Ik wil niet discussiren over een quotum, hoeveel vangen we op en hoeveel niet. Ik vind ze niet goed of fout.
Ik zeg alleen.. we zijn allemaal mensen. Ook zij daar in dat verre land. Ook zij die met hun twee kinderen besloten te vluchten. Ook zij die met hun kinderen in dat kleine bootje stapten.
Dat kleine bootje dat toch geen schip bleek te zijn