Helaas behoorde mijn begeerte om culturen op te snuiven toen ter tijd niet tot de mogelijkheden. Ik had me erbij neergelegd en de vele reizen die ik aflegde, waren denkbeeldig voor de buis op Discovery Channel.
Een paar jaar geleden ontmoette ik mijn nieuwe man en tot mijn vreugde was hij een gretige reiziger met een passie voor culturen en andere leefomstandigheden. Hij wou juist ervaren wat hij thuis niet had en deinsde voor geen enkele situatie terug die zijn pad kruiste.
Mijn eerste verre reis ging twee jaar geleden in vervulling. Ik heb voor Isral gekozen omdat ik uit gelovige wortels was herrezen met de Bijbel als groei bemesting. In de positieve zin van het woord natuurlijk, wat ook verklaart waarom ik een zwak of een soort van gezonde nieuwsgierigheid had aangewakkerd om dat land te bezoeken waar de Bijbel voor een groot deel zich had afgespeeld. In het kort: Isral en Jordani heb ik geproefd en in mijn hart gesloten. Geen enkel land kan het gevoel dat zich in mijn binnenste had genesteld ooit overtreffen. Al bezoek ik nog 100 landen, het zal nooit meer dezelfde ervaring zijn. De oude sfeer en de vertellingen bruisen nog door mijn lichaam heen. De geesten van weleer hebben mij bezield, hebben mijn ogen en geest geopend om de sfeer van een gezegend land te verorberen. Veruit de mooiste vakantie dat ik ooit heb mogen beleven en elke herinnering eraan koester ik als mijn beste erfgoed.
16 december vorig jaar was ik wederom in extase wachtend tot het vliegtuig zou opstijgen. Afrika was onze destinatie. Gambia en Senegal zouden onze gastlanden zijn voor twee weken. Deze keer verkeerde ik helemaal in een staat van gelukzaligheid waaruit (zo had ik me voorgenomen) niet zou ontnuchteren. In tegenstelling met de vorige vakantie, had ik nu iemand mee die mijn leven compleet maakte op alle denkbare fronten. Zij is mijn rust, mijn liefde, mijn leven, mijn dochter. Deze reis zou haar inhoudelijkheid rijpen, ze zou zich verbazen en stilstaan, maar vooral erg dankbaar zijn. Wat ik toen niet had kunnen vermoeden was het feit dat een reis zou worden met uitdagingen en zware beproevingen. Niet voor mijn dochter noch voor mijn man. Maar voor mij. Bij aankomst in Gambia werden we al blootgesteld aan armoede en als je denkt, ach armoede, dan bedoel ik dat soort armoede dat je niet met ach ja weg kan spoelen. Ik ken de armoede heel goed. Ze was mijn zuster. Ooit in een ver verleden, ik was aan haar geaard. Maar dit type kon onmogelijk armoede noemen, dit kende ik niet, nog beter ik wou het niet eens kennen. Het ademde naar ellende en ontberingen. Wat deed ik ook alweer in the Bronx of Afrika ?? Juist! Ik wist het alweer, alleen de angst voor dit grote monster dat zich uitstrekte voor mijn ogen had mijn sprookje vernietigd en aan de honden buiten onze rijdende taxi gevoerd. Een ingedeukte gammele blik dat een vage gelijkenis vertoonde met een auto werd daar schaamteloos, vervoer voor mensen genoemd. Ik met mijn kind waren die mensen. Mijn man telde niet. Hij hoorde niet bij de klagers op de achterbank, klaarblijkelijk, want hij was niet degene dat op losgeschoten veren zat. Hij zat meer in een achtbaan dat hem voedde met adrenaline. Zijn avontuur barometer ging met volle kracht omhoog terwijl het aftandse ingedeukte blik ons vooruit hobbelde naar het hotel waar ik me voor de rest van de vakantie wilde opsluiten. Aan de kust van Atlantische oceaan strekte de luxe zich schaamteloos uit voor de toeristen ( 80% Nederlanders) echter buiten de hemelse poorten was het zo armetierig dat ik paniekaanvallen kreeg en niet te genieten was. Je moet begrijpen dat we naar Afrika gingen met de gedachte om te reizen, steden te verkennen, mensen en hun gewoontes te bewonderen. En dat doe je dus door dagelijks te reizen op onverharde stof paden in de ongenade van de zon. Ik was me daarvan bewust, desondanks heb ik toch mijn fraaiste garderobe meegesleurd in een koffer die ontzaglijk groot was voor het bescheiden leven in the bush. Het was belachelijk, gewoon hysterisch om te zien hoe ik gekleed rondliep als een Gooische zuurpruim tussen rieten hutjes achtervolgd door kuddes kinderen die mij of mijn dochter wensten te betasten. Ik weet nog dat ik een jurk droeg van witte zijde. Het wit was nog ergens in de naden vaag terug te vinden, voor de rest was mijn jurk onherkenbaar gekneed tot een dweil die stijf stond van rossige stof gemengd met zweet. Het zweet heeft mij in Afrika geen seconde meer verlaten. Een trouwe bondgenoot, ik en het zweet. Die brak te pas en te onpas uit op plekken waar ik het bestaan niet van kende. Walgelijk maar net zo handig. Op een gegeven moment kon je nauwelijks nog het verschil tussen mij of de dorpsbewoners zien. Zij waren al zwart van de zon, ik zag zwart van de modder en ergernis. Kapsones heb ik nog nooit in mijn leven gehad. In Afrika kreeg ik ze. Zomaar, ineens werd ik overvallen, namen ze mijn leven en tong in bedwang. Ik werd getransformeerd in een azijnpisser dat aldoor klaagde. Ik was niet leuk meer. Ik vond mezelf niet eens leuk. De gelukkige smiley faces van deze medemensen kon ik niet meer verdragen. Het was te veel om te incasseren. Hoe was het mogelijk dat ze zo gelukkig waren? Geen schoenen aan hun voeten, gescheurde vervuilde kleding, vervormde kinderlichaampjes die de naaktheid en schaamte niet verbloemde. De westerse beschaving was hier een belofte, een droom, een ongeboren kind, de Messias. Tenminste dat zag ik, dat wou ik, wenste ik van harte voor hen allemaal. Echter hadden ze daar geeneens behoefte aan. Ze waren puur, onaangetast, vrij van keuzes. Ze hadden niet veel nodig, werd ons verzekerd door een lieve hartelijke jongen waar wij te gast waren. De zee en de aarde zorgen voor het voedsel en wij voor de rest. Geluk zit in ons, in ons hart, in de natuur, onze kinderen. Bezittingen kennen we niet, hebben we niet, willen we ook niet. Hij liet ons die bewuste middag kennismaken met de eenvoud van het leven en de kracht van de natuur. We hebben gevist in de zee en gewandeld door een verpletterend ansichtkaart uitzicht. Jade heeft zelfs geleerd hoe je een vis ontleed en voorbereidt bij het kampvuur in de schaduw van een vergane dag. Die bewuste middag/avond had zich een nieuwe wereld voor mijn kind geopenbaard. Buitengewoon trots dat ik mag schrijven dat ze alles is wat ik niet ben. Een mopperpot. Nooit klaagde ze. Blijkbaar vond ze dat ik ruimschoots ook haar deel had verbruikt. Dus ze genot, zichtbaar, van oor tot oor. Het werkte aanstekelijk. Ik ontdooide. In mijn binnenste nestelde zich een sensatie van dankbaarheid. Tot mijn spijt kon ik dat gevoel niet lang vasthouden. Dat kwam door de hutjes en door de natuur die s nachts na een slome tropische dag ontwaakte. Zelfs de zee, die ik normaliter aanbid, transformeerde in de donkere uurtjes tot een onverbiddelijke vijand. De zee was woest en ik werd nog woester. Paranode van de slapeloze nachten en de schrale condities waarin we beland waren deden mijn zuurgraad toenemen. Het aller ergste vond ik de eenzaamheid. Niemand die mijn symptomen deelde. Mijn vriend was in een paradijs, ik bevond me rechtstreeks in de hel. En ik was vol met wensen, maar n in het bijzonder brandde op mijn giftige tong. Weg. Meteen. Onmiddellijk. Tegenwerpingen waren niet bespreekbaar. Ik haatte het avontuur die mocht van mijn part nog gerust een paar jaartjes aan de wilgen hangen. Het enige goede wat er toe deed was mij hiervandaan verplaatsen. Ik en heel mijn DNA pakket snakte naar civilisatie. En die was er, ergens achter dichtbevolkte bossen en paden. Daar bevond zich ook de feestdagen. De kerstdagen stonden voor de deur en ik weigerde pertinent om ze door te brengen te midden van ongedierte. En met ongedierte bedoel ik allerlei soorten organismes die leven en bewegen. Dat ze leven is mooi, dat ze bewegen gun ik ze ook van harte, maar niet boven mij als ik slaap, niet in mijn koffer, niet in mijn schoenen en al helemaal niet op mijn lijf. Sommige beesten waren zo glibberig en eng dat ik als ware verstijfde terwijl ik me afvroeg of ik moest rennen of een keel moest opzetten. Ik deed niets. Mijn tong wel. Zij heeft mij bevrijd. En daar lagen we de eerste kerstdag op een luxe bedje op een luxe strand met een eigen butler die me dronken wilde voeren met pina coladas.
Wat klopt niet aan dit beeld? Ok, ok, Ik heb een ijzersterk excuus. Ik ben maar ook een mens en de definitie daarvan weten we met zijn allen. Het is nooit genoeg, het is nooit goed!!! Dat is onze versie, de westerse versie. Ik heb nu een andere versie mogen proeven, het smaakt te bitter voor mij, but Im not a quitter. Mijn honger naar ontdekking is lang nog niet gestild, wel moet ik nog veel leren. Minder te wensen en meer te accepteren. Mijn zegeningen appreciren, want er zijn niet veel mensen die in het positie verkeren om de primaire wijze levenslessen te halen bij bronnen die zo puur zijn als sommige culturen. Ook gewone mensen, net als mij en jou met een zuiverheid die ik nog graag zou willen bezitten. De geschiedenis van een mens schijnt niets anders te zijn dan een begraafplaats van mooie en grote culturen waarin de mensheid make-up draagt van zijn eigen beschaving. En dat deed ik. Mijn eigen make-up dragen. De eerst volgende vakantie laat ik mijn beautycase thuis.