Onder psychotherapeuten zou het hoegenaamd bekend moeten zijn dat depressies na een paar weken en ten hoogste een paar maanden, vanzelf weer verdwijnen. Althans, dat is wat ik her en der lees, hoor en ook van cliënten verneem. In het blad PsychoPraktijk wordt dit nogeens bevestigd en ook wordt de huisarts geprezen die ‘niets’ doet, maar bijvoorbeeld iemand aanraadt om het een tijdje rustig aan te doen.
Tegelijkertijd is het de gewoonste zaak van de wereld om je, als je je ook maar even ongelukkig of down voelt, naar een therapeut te rennen. Waar je te horen krijgt dat je nog weken op een wachtlijst moet staan en pas aan de beurt bent als de depressie al over zou kunnen zijn. Maar dat is die dan natuurlijk niet, want je wacht op hulp en piekert je intussen suf over hoe je toch aan die depressie gekomen kunt zijn. Dat helpt niet. Vaak, als je dan eenmaal aan de beurt bent, krijg je een receptje voor antidepressiva, die altijd het gevaar van gewenning met zich meedragen. De laatste tijd is daar ook het nodige over gepubliceerd. Overdreven berichten (‘je gaat ervan moorden’), maar ook plausibele (‘ze houden de depressie in stand’).
Een andere kijk op deze zaken is dat het menselijk leven een ontwikkelingsweg is. Dat je door dalen moet gaan om verder te komen. Dat een depressie ook kan dienen om tot meer zelfkennis te komen, relaties onder de loep te nemen en je te beramen op je loopbaan. In mijn praktijk blijkt dat mensen dat vaak zelf in een korte tijd inzien en er de vruchten van plukken. Ze beschrijven hun situatie, staan er met interesse bij stil en verzetten zich er niet tegen. Dat kan tot boeiende schrijfsels, maar ook tot gesprekken leiden. Die misschien in de rest van het leven wel te weinig gevoerd worden…